Eenden

Er zijn veel soorten eenden: de pijlstaarten, de mandarijneend, de carolina-eend, enzovoort. In Nederland komt de wilde eend het meeste voor. In waterrijke gebieden zijn ook veel andere soorten te vinden, voor een groot deel zijn dat trekvogels die op doorreis zijn of hier een seizoen doorbrengen.
Het mannetje wordt een “woerd” genoemd, en heeft meestal een 3-tal vrouwtjes. Het vrouwtje heet een eend. Van de wilde eend is het mannetje gemakkelijk te herkennen aan de glanzend groene kop en het krulletje in zijn staart.
Jonge eenden worden “pulletjes” of “pijltjes” genoemd omdat ze pijlsnel zijn en dat is ook nodig want overal loert gevaar (kraaien, meeuwen, snoeken). Ze worden daarom ook wel binnen gehouden.
Water is voor eenden belangrijk, o.a. om in te zwemmen, voor het onderhoud van hun verenpak en als drinkwater. Eenden hebben een vetklier, hiermee smeert hij zijn verenpak in.
Op de grote weide vind je de Indische loopeend en de muskuseend. In de volière naast de kippenhokken zijn er onder andere ook mandarijneenden en krooneenden.

Indische Loopeend (flessenhalseend)
Rond 1850 zijn deze eenden van Zuidoost-Azië naar Europa geëxporteerd voor de eierproductie. In Azië werden ze gehouden in de afgeoogste rijstvelden om de insecten te bestrijden. Op die manier haalden ze hun kostje bij elkaar. Hier worden ze ook wel gebruikt in kwekerijen ter bestrijding van slakken.

Muskuseend
Dit is een veel voorkomend eendenras op (kinder-)boerderijen en dierenparken. Kenmerkend zijn de wratten rond zijn ogen. Het mannetje is tweemaal zo groot als het vrouwtje. Op de grote weide loopt de witte variant, wit met zwart en bruin komt echter ook voor.

Klik hier voor meer info